zaterdag 15 mei 2010

column werkende moeder: deel 8

Een paar columns geleden schreef ik over onze zoon die ADD en Asperger heeft. Ik heb daar veel reacties op gekregen. Positieve gelukkig, want mensen kunnen het ook heel verkeerd opvatten. Dat ik wellicht niet van mijn zoon zou houden ofzo, omdat ik immers schreef dat ik het heel lastig vind om te gaan met zijn ziekte/beperkingen.
Maar juist die positieve reacties hebben me aan het denken gezet.
Ik kreeg veel reacties in de trend van ‘Goh, wat een lef dat je zo durft te zeggen dat je het lastig vindt’. (en ik bedoel niet dat ik niet blij was met die leuke reacties hoor, maar het bracht iets in me teweeg) Dat ik het durfde te zeggen dat ik het moeilijk vindt met zijn andere manier van denken om te gaan en de teleurstelling dat je kind anders is dan je had gehoopt. En ik blijf daar over denken.
Want ja, onze dochter is voor mij veel makkelijker. Zij is een doorsnee kindje, soms wat té ondernemend, maar een doorsnee kindje. Ze speelt buiten, maakt vrij eenvoudig vriendjes, jat snoepjes uit de la en liegt als ik vraag wie erop de muur heeft getekend. ‘Ik denk dat het de kaboutertjes waren, mam!’ Daar kun je gewoon boos op worden als ze stout is geweest en daarna knuffelen we en veegt ze haar snotneus af in mijn shirt. Probleem opgelost en we gaan we door met de orde van de dag. Als ze vraagt wat we gaan eten, kan ik ieder gewenst antwoord geven en het daarna zonder problemen wijzigen in iets anders. Als ik haar vraag om haar rotzooi op te ruimen, doet ze dat braaf, en de kapotte sokken gaan gewoon in de vuilnisbak.
Dat is makkelijk, het is het gedrag dat ik verwacht van een kind en waar ik mee om kan gaan. Ik snap haar denkwijze. Als ze van de glijbaan wordt geduwd wordt ze boos, en als iemand dan zijn excuses aanbiedt geeft ze een snotterige glimlach terug en 2 minuten later zit ze weer vrolijk op de glijbaan. Een doorsnee kind, die zoals ik al zei, soms iets té ondernemend is (‘Kijk mam, ik kan via het krukje bij de bovenste plank van de kast komen, want pop moet daar slapen….’) maar verder niets opvallend. Ik zie in haar het kind dat ik zelf ook graag had willen zijn, ik zie een gelukkig kind dat prima contact kan leggen met anderen. Dat zich weet te weren en haar eigen ruimte opeist. Zonder daarbij vervelend of irritant te zijn.
Hoe anders is dat bij onze zoon. Als hij naar buiten moet, want buiten spelen is een moetje, dan zie ik hem worstelen. Hoe maak je contact met andere kinderen. Hoe vraag je of je mee mag spelen en wat ga je dan spelen? Als ik naar onze zoon kijk dan zie ik een kind dat zich prima kan vermaken met zijn playstation, maar dan door zijn moeder naar buiten wordt gestuurd, omdat zijn moeder graag wil dat hij vriendjes maakt en lekker buiten gaat spelen. Maar, hoe maak je dan die vriendjes?
En waarom is alles zo verwarrend? Waarom slaat zijn zusje hem het ene moment om hem daarna een kusje te geven? Volgens onze zoon moet zijn zusje dus wel aan gespleten persoonlijkheid lijden, want of je houdt van iemand of je slaat hem. Dat er een grijs gebied is, en dat broertjes en zusjes het ene moment ruzie maken en het andere moment voor elkaar door het vuur gaan, dat begrijpt hij niet. Het is zwart of het is wit. En stel dat je wordt aangereden door een auto en je ligt in het ziekenhuis, wat heb je er dan aan dat degene die je heeft aangereden je zijn excuses komt aanbieden? Je ligt dan toch al in het ziekenhuis, dus daar heb je toch niets aan?
Lef om dit te schrijven? Nee, geen lef. Het is meer de realisatie dat ik zelf teleurgesteld ben in mezelf. Dat ik wil dat hij dat gelukkige kind is dat gemakkelijk contact legt met andere kinderen. En de teleurstelling dat ik niet in staat ben om hem dat te leren. Maar vooral dat ik niet in staat ben, te accepteren hoe hij is en denkt, omdat ik maar niet kan geloven dat hij zo gelukkig en succesvol wordt. Het is mijn teleurstelling dat ik me teleurgesteld voel in mijn eigen kind. Mijn prachtige kind die ik zelf heb gebaard. En mijn angst dat hij ongelukkig is, terwijl ik bijna zeker weet dat hij ongelukkiger wordt van mijn strijd hem ‘normaal’ te laten functioneren, dan van de beperkingen die hij ondervindt aan zijn ziekte.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten